Wat betekent llamar in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord llamar in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van llamar in Spaans.

Het woord llamar in Spaans betekent noemen, roepen, geluid maken, roepen, noemen, roepen, beleggen, organiseren, bellen,opbellen, telefoneren, bellen, laten komen, oproepen, aanroepen, noemen, noemen, benoemen, opbellen, bellen, wenken, doen stoppen, flirten met, bellen, opbellen, roepen, roepen, de aandacht op iets vestigen, trekken, opvallend, oproepen tot dienstplicht, oproepen voor het leger, opvallend, terugbellen, de deur plat lopen, het beestje bij zijn naam noemen, in het oog springen, kloppen, aankloppen, kloppen, opvallen, aangaan, entameren, zich van naam vergissen, verkeerd noemen, aandacht trekken, aandacht vragen, de aandacht trekken, iemand vernoemen naar, verzoeken, opbellen, bellen, de aandacht vestigen op, roepen om, schreeuwen om, terugbellen, oproepen, ontbieden, verzoeken, oproepen, opbellen, bellen, uitnodigen, luisteren naar, contacteren, contact opnemen met, terugbellen, opbellen, bellen, iemand met meneer aanspreken, opbellen, radiotelefonisch uitzenden, iem. met zijn voornaam aanspreken. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord llamar

noemen

verbo transitivo

Esperamos a la niña dentro de tres semanas y aún no hemos decidido cómo llamarla.

roepen, geluid maken

verbo intransitivo (aves) (dieren)

¿Eso que se escucha es una lechuza llamando?

roepen

verbo transitivo (religión)

Dios le llamó al sacerdocio.

noemen

verbo transitivo

¿Cómo puedes llamarme tramposo?

roepen

verbo transitivo

El mar le llamaba con fuerza.

beleggen, organiseren

Han convocado una reunión para mañana por la mañana.

bellen,opbellen, telefoneren

(por teléfono)

Ella me llamó ayer.

bellen

(por teléfono)

Ella llamó ayer.

laten komen, oproepen

verbo transitivo

Debemos llamar al jefe porque tenemos un problema.

aanroepen

(taxi)

Llamé a un taxi para llegar a casa porque había bebido mucho.

noemen

Van a llamar Michael al bebé.

noemen, benoemen

(persona)

Ellos la llamaron "La reina del jazz".

opbellen, bellen

Se anima a los radioescuchas a que llamen para hacer comentarios.

wenken, doen stoppen

(taxi)

El portero le parará un taxi.

flirten met

(figuurlijk: riskeren)

El Gobierno llamaba (or: invitaba) al desastre al no haberse preparado para la llegada de un huracán.

bellen, opbellen

(formal)

Te telefonearé mañana para saber cómo estás.

roepen

Jim, tu madre te llama.

roepen

Avise al siguiente candidato, por favor.

de aandacht op iets vestigen

Quisiera señalar la importancia de este punto.

trekken

El número de malabares del payaso atrajo a una multitud.

opvallend

Sé que estás intentando colarte por la puerta, ¡pero la manera en la que te mueves es obvia!

oproepen tot dienstplicht

oproepen voor het leger

(sin instrucción previa)

Le reclutaron y fue a Europa a luchar en la II Guerra Mundial.

opvallend

Mi nuevo auto rojo resulta muy llamativo.

terugbellen

Si no podemos hablar hoy, puedes devolverme la llamada mañana por la tarde.

de deur plat lopen

locución verbal (informeel)

Si tienes una idea brillante, los inversores llamarán a tu puerta.

het beestje bij zijn naam noemen

(figurado) (figuurlijk)

Luis nunca tuvo problemas llamando a las cosas por su nombre.

in het oog springen

(figuurlijk)

Los diseños atrevidos y los colores brillantes de estos vestidos realmente llaman la atención.

kloppen, aankloppen

Larry tocó la puerta.

kloppen

Lucía tocó la puerta y esperó.

opvallen

De verdad salta a la vista.

aangaan, entameren

El enfoque de la profesora hacia las matemáticas no llamaba la atención de sus estudiantes.

zich van naam vergissen

El niño equivocó el nombre del elefante cuando lo llamó jirafa.

verkeerd noemen

aandacht trekken, aandacht vragen

El niño está constantemente llamando la atención.

de aandacht trekken

locución verbal

La ropa chillona llama la atención.

iemand vernoemen naar

Nos gustaría ponerle el nombre de mi madre a la bebé, si es una niña.

verzoeken

(exigir)

El senador llamó a una investigación.

opbellen, bellen

locución verbal

Por favor llama por teléfono a Patty esta noche, e invítala a nuestra fiesta.

de aandacht vestigen op

El texto en negrita se usa para llamar la atención hacia ciertas palabras.

roepen om, schreeuwen om

locución verbal

El niño llamó a los gritos a su madre cuando ella se fue de la habitación. Ella pidió ayuda a gritos.

terugbellen

Más tarde le devuelvo la llamada.

oproepen, ontbieden

Jim llamó al médico cuando la fiebre de su hijo empeoró.

verzoeken, oproepen

locución verbal

opbellen, bellen

Edward llamó a todos sus amigos.

uitnodigen

(figurado) (figuurlijk)

¡Las luces de Nueva York me están llamando!

luisteren naar

El criminal es conocido por el nombre de «El gato negro».
De crimineel luistert naar de naam 'The Black Cat'.

contacteren, contact opnemen met

Deberías contactar a tu médico si tienes mucha fiebre.

terugbellen

¿Puedo devolverte la llamada cuando esté menos ocupado?

opbellen, bellen

verbo transitivo (por teléfono)

Nos llamaron para decirnos que habían llegado a casa sanos y salvos.

iemand met meneer aanspreken

¡No me digas señor! No soy tan viejo.

opbellen

(por teléfono)

Llamé a Fiona ayer pero nunca me contestó.

radiotelefonisch uitzenden

Jack se comunicó por radio con la estación para pedir refuerzos.

iem. met zijn voornaam aanspreken

locución verbal

En las escuelas danesas, es común que los niños llamen por el nombre a sus maestros.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van llamar in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.