Wat betekent preparar in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord preparar in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van preparar in Spaans.

Het woord preparar in Spaans betekent voorbereiden, klaarmaken, bereiden, aanleggen, bereiden, samenstellen, samenstellen, maken, klaarmaken, voorbereiden, klaarmaken, uitrusten, klaarmaken, koken, bereiden, klaarmaken, mixen, mengen, klaarmaken, prepareren, klaarmaken, prepareren, voorbereiden, klaarmaken, in conditie brengen, laten lopen/stromen, schoonmaken, prepareren, ontwikkelen, zetten, borstelen, maken, bereiden, mentaal voorbereiden, maken, klaarmaken, maken, bereiden, iets in elkaar draaien, opmaken, indelen, de weg bereiden, de weg plaveien, winterklaar maken, voorbereiden op de winter, zijn biezen pakken, koken, bewapenen, de weg vrijmaken voor iem., de deur openzetten voor iem., met kerrie bestrooien, met kerrie kruiden, klaarmaken, voorbereiden, iets verpakken, wind-up, zich voorbereiden op, voorbereiden, voorbereiden op, psychologisch beïnvloeden, klaarmaken, klaarstomen, voorbereiden, voorbereiden, prepareren, voorbereiden op. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord preparar

voorbereiden

verbo transitivo

Antes de plantar las semillas tienes que preparar el terreno.

klaarmaken, bereiden

Preparó una deliciosa comida para nosotros.

aanleggen

verbo transitivo (un fuego)

Preparó una fogata para el grupo.

bereiden, samenstellen

samenstellen, maken, klaarmaken

La Cruz Roja preparó botiquines de emergencia para las víctimas del terremoto.

voorbereiden, klaarmaken

verbo transitivo (cirugía)

¿Ya prepararon al paciente de la 4c?

uitrusten

(educación o físicamente)

Mi educación no me preparó para lidiar con estos líos.

klaarmaken, koken

verbo transitivo (eten)

Ella preparó la comida para los niños.

bereiden, klaarmaken

La gente del hotel todavía está preparando la habitación.

mixen, mengen

Voy a preparar unos licuados de frutillas.

klaarmaken, prepareren

verbo transitivo

El cazador preparó el rifle cuando vio el venado.

klaarmaken, prepareren

verbo transitivo

Judith preparó la máquina, dejándola lista para arrancar en cuanto se necesitara.

voorbereiden, klaarmaken

verbo transitivo

Los soldados prepararon la misión.

in conditie brengen

Está preparando su cuerpo para la carrera.

laten lopen/stromen

(baño)

Déjame que te prepare un baño.
Ik zal een bad voor je vol laten lopen.

schoonmaken, prepareren

verbo transitivo

Primero necesitas preparar el pollo quitándole el exceso de grasa.

ontwikkelen

Los investigadores han formulado un nuevo tratamiento para la enfermedad.

zetten

(koffie, thee)

Holly hizo una tetera de infusión de hierbas para sus invitados.

borstelen

(dier)

El trabajador del establo cepilló al caballo después del viaje.

maken, bereiden

Mi madre quiere hacer un pastel para mi fiesta.

mentaal voorbereiden

Los políticos están condicionando a la gente para que acepten la política.

maken, klaarmaken

Yo haré los tragos, tú mantén a todos entretenidos.

maken, bereiden

Yo haré la comida si tú pones la mesa.

iets in elkaar draaien

(maaltijd)

opmaken, indelen

Jane tuvo que enseñar a sus alumnos de escritura a dar formato a una carta de presentación.

de weg bereiden, de weg plaveien

locución verbal (figuurlijk)

El propósito de estos primeros encuentros era preparar el camino para lograr la alianza electoral de los dos partidos políticos.

winterklaar maken, voorbereiden op de winter

zijn biezen pakken

(figuurlijk)

Cuando Sandra se enteró de que su marido la engañaba le dijo que recogiera sus cosas.

koken

Su marido va a hacer la comida esta noche.

bewapenen

Los padres deben preparar a sus hijos ante situaciones peligrosas advirtiéndoles sobre los extraños.

de weg vrijmaken voor iem., de deur openzetten voor iem.

(figuurlijk)

Los pioneros en sus carretas con toldo le abrieron el camino a los colonizadores del oeste.

met kerrie bestrooien, met kerrie kruiden

Prepara el zapallo al curry y sírvelo con arroz.

klaarmaken, voorbereiden

Bianca preparó a su hija para el primer día de escuela.

iets verpakken

(post)

Helen armó un paquete y lo llevó al correo.

wind-up

locución verbal (béisbol) (honkbal)

Se prepara un lanzamiento. Y, es una pelota baja y van dos.

zich voorbereiden op

El profesor está preparando a los estudiantes para el examen.

voorbereiden

La universidad preparó a sus mejores estudiantes para ser ricos y poderosos.

voorbereiden op

locución verbal

El director preparó a Jeff para el puesto de vendedor.

psychologisch beïnvloeden

klaarmaken, klaarstomen, voorbereiden

La experiencia te preparará para el trabajo.

voorbereiden, prepareren

Bethany quiere entrar a Oxford o Cambridge, así que su maestro la está preparando.

voorbereiden op

locución verbal

El maestro de Bethany la está preparando para entrar a Oxford o Cambridge.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van preparar in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.